Om goed een vraag te kunnen maken is het van belang om te weten wat een goede vraag eigenlijk is. Wat zijn de eigenschappen daarvan?
Goede vragen ontlokken een ‘gericht’ denkproces.Vragen kunnen gemaakt zijn om te testen of studenten genoeg feitenkennis hebben, of met deze kennis iets kunnen verklaren of voorspellen ofwel een berekening uitvoeren bijvoorbeeld. Gebruik bijvoorbeeld startzinnen om het denkproces te richten. Goede vragen voorkomen ook zoveel mogelijk dat studenten het antwoord weten omdat er foutjes in de vragen zitten (zoals bijvoorbeeld een onduidelijke vraagstelling, het niet goed aansluiten van de grammatica en spelling van de stam van de vraag op de antwoorden e.d. |
|
Goede vragen maken onderscheid tussen studenten die de stof wel en die de stof niet begrijpen.Studenten die de stof beheersen moeten een vraag in principe correct beantwoorden, studenten die de stof niet of maar in beperkte mate beheersen moeten een grotere kans hebben om de fout niet correct te beantwoorden. Voor multiple-choice vragen moeten de afleiders vooral aantrekkelijk zijn voor deze laatste groep. In een toets- en itemanalyse wordt het onderscheidend vermogen van een vraag meestal uitgedrukt in de item-test correlatie: de mate waarin de score op de vraag samenhangt met de score op de toets (Rit) voor de groep toetskandidaten. |
|
Goede vragen zijn in principe niet te moeilijk en niet te gemakkelijk.Het percentage studenten dat de vraag goed heeft is ongeveer even groot is als het percentage dat het fout heeft (en als er sprake is van een raadkans in een vraag dan moet de vraag relatief door wat meer studenten goed beantwoord kunnen worden). Dit is na te streven omdat dergelijke vragen het beste onderscheid kunnen maken tussen studenten over een toets als geheel. Natuurlijk zijn er ook vragen die bijna iedereen correct heeft of niet correct (bij sommige stof is dat zo), maar die vragen geven helaas minder informatie rondom de vraag of een student op een test als geheel moet zakken of slagen. |
|
Goede vragen stimuleren de student om zijn of haar best te doen.Vragen die een hogere attentiewaarde hebben, die uitdagen, die relevant zijn (natuurlijk voor de stof, maar ook voor de student an sich), die het vertrouwen doen toenemen bij de student en die voldoening geven als ze goed (of ook fout) beantwoord zijn zorgen ervoor dat studenten het gevoel hebben een relevante prestatie te hebben geleverd wat van belang is voor de acceptatie van toetsen. |