Met de vraag-delen methode kunnen handmatig (en eventueel als het toetsprogramma het ondersteunt automatisch) veel gelijkwaardige vragen worden gemaakt. Deze constructie van vragen werkt voor het maken van meerkeuzevragen, ja/nee-vragen, aanvul- en invulvragen, en matching-vragen. Voor kwantitatieve vragen is deze opzet ook mogelijk.
Hoe werkt het?
Uitgaande van één basisvraag worden drie verzamelingen vraagdelen ontwikkeld:
- stammen (waarin de vraag wordt gesteld, éénmaal in correct en éénmaal in incorrecte vorm),
- goede antwoorden (de correct antwoorden op de correct vraagvorm)
- afleiders (foutieve antwoorden – de correcte antwoorden op de incorrecte vorm).
Door telkens een goed antwoord en twee of drie afleiders samen te voegen met één van beide stammen, kunnen tientallen drie- en vierkeuzevragen worden gemaakt. Het vergt wel enige inspanning om deze vragen te maken (er moet een goed onderwerp worden gevonden) en de methode kan in allerlei variaties gebruikt worden; op vergelijkbare wijze worden ja/nee- en matching-vragen gemaakt.
Voorbeeld 1
In dit voorbeeld wordt gevraagd naar toepassing van kennis over aard en doel van summatieve toetsen en op basis daarvan de juiste gevolgtrekking daarvan kiest.
Stam 1
Geef aan welk van onderstaande uitspraken behoort bij een docent die grondige kennis heeft over het samenstellen van een goed tentamen.
Stam 2
Geef aan welk van onderstaande uitspraken behoort bij een docent die misconcepties heeft over het samenstellen van een goed tentamen.
| Geef aan welk van onderstaande uitspraken behoort bij een docent die grondige kennis heeft over het samenstellen van een goed tentamen. | ||
|---|---|---|
| Antwoordlijst 1 (juist bij stam 1, onjuist bij stam 2): | Antwoordlijst 2 (juist bij stam 2, onjuist bij stam 1): | |
|
|
|
Voorbeeld 2
In dit voorbeeld wordt naar kennis van feiten cq. procedures gevraagd over de aktie die een arts wel of niet kan ondernemen bij een gegeven diagnose.
Stam 1:
Welke van de volgende behandelingen is (zijn) toelaatbaar bij een astma-aanval? (dus niet gecontraïndiceerd ).
Stam 2:
Welke van de volgende behandelingen is (zijn) niet toelaatbaar bij een astma-aanval? (is of zijn dus gecontraïndiceerd).
Antwoordlijst 1: niet-gecontraïndiceerd (Juist bij stam 1, Onjuist bij stam 2)
Let op: stam 2 is de omkering van stam 1
| Welke van de volgende behandelingen is (zijn) toelaatbaar bij een astma-aanval? (dus niet gecontraïndiceerd ). | ||
|---|---|---|
| Antwoordlijst 1 (juist bij stam 1, onjuist bij stam 2): | Antwoordlijst 2 (juist bij stam 2, onjuist bij stam 1): | |
|
|
|
Voorbeeld 3
In dit voorbeeld wordt naar kennis van feiten cq. procedures gevraagd over anodische bescherming van materialen. In feite wordt gevraagd welke voorbeelden/uitvoeringsvormen passen binnen het concept van anodische bescherming of niet.
Stam 1:
Welke van de volgende corrosiebehandelingen van staal vallen onder anodische bescherming ?
Stam 2:
Welke van de volgende corrosiebehandelingen van staal vallen niet onder anodische bescherming?
Let op: stam 2 is de omkering van stam 1
| Welke van de volgende corrosiebehandelingen van staal vallen onder anodische bescherming? | ||
|---|---|---|
| Antwoordlijst 1 (juist bij stam 1, onjuist bij stam 2): | Antwoordlijst 2 (juist bij stam 2, onjuist bij stam 1): | |
|
|
|
1 Op basis van Wilbrink (….)