Bij een Juist/Onjuist vraag wordt een stelling gegeven (Stimulus). De student moet aangeven of de stelling Juist of Onjuist is. In de stimulus is het antwoord (Answer) dus al opgenomen.
Een variant van de Juist/Onjuistvraag is de zgn. Alternate Choice vraag.
Beide zijn weergegeven in onderstaande voorbeeld.
Varianten van de Juist/Onjuist gaan uit van Ja of Nee, of Correct en Niet Correct, Waar en Onwaar.
Bij sommige toetsen kan ook een vraagteken (?) als antwoord gegeven worden. Het gebruik van deze optie is omstreden. Deze optie wordt met name bij voortgangstoetsen gebruikt waarbij het mogelijk moet zijn dat studenten aan kunnen geven dat ze die stof nog niet hebben bestudeerd. Zij kunnen in principe het goede antwoord niet weten. Uit onderzoek is gebleken dat in dat geval de persoonlijkheidseigenschappen van de student een rol gaan spelen (gokgedrag, zelfverzkerdheid e.d.).
Voor een Juist/Onjuistvraag scoort de student 0 of 1 punt per vraag (zgn. dichotome scoring).
Voordelen
Juist/Onjuist vragen voorzien …
- in het algemeen in een betrouwbare toets bij 80 of meer vragen.
- in de beste mogeljjkheid om veel onderwerpen te bevragen per tijdseenheid.
- in een hoge nakijkefficiency and accuratesse.
- veelzijdigheid in het meten van alle niveaus van cognitieve vaardigheid.
Beperkingen
Juist/Onjuist vragen …
- gaan gepaard met een hoge blindraden kans (50%). Dit moet verdisconteerd worden bij het stellen van de cesuur door bijvoorbeeld een score van 1 te stellen bij 50% van de vragen goed op de toets.
- leiden snel tot ambigue vraagstelling omdat het moeilijk is om stelling te schrijven die zonder enige twijfel juist of onjuist zijn.
- bevatten snel irrelevante gegevens die beantwoording moeilijk maken.
- leiden snel tot het stellen van vragen over feitjes of trivialiteiten.
- Ontwikkel voor een toets als geheel wat meer onware dan ware stellingen – onware stellingen discrimineren beter (ze maken beter onderscheid tussen de studenten die de stof wel cq. niet beheersen).