| Ontkenningen voorkomen |
Gebruik geen ontkenningen in de stimulus of alternatieven (onderstreep in ieder geval altijd woorden zoals niet, geen e.d.). Gebruik zeker geen dubbele ontkenningen. |
| Loze alternatieven voorkomen |
Zijn er geen alternatieven die vooraf te elimineren zijn; zijn alle alternatieven in principe aannemelijk voor iemand die de stof niet beheerst? |
| Herhaling voorkomen. |
Herhaal niet dezelfde zinsnede als begin van elk alternatief – plaats het in de stimulus. |
| Geen overlappende alternatieven |
Pas elkaar overlappende afleiders niet toe (zorg ervoor dat de alternatieven geen subsets van elkaar zijn). |
| Geen normatieve begrippen gebruiken. |
Gebruik geen normatieve begrippen zoals moeten, zinloos, dienen. Wordt er niet per ongeluk naar een mening gevraagd? Geef aan wie die mening verkondigt. |
| Geen absolute aanduidingen gebruiken |
Gebruik geen absolute woorden zoals nooit, alleen, allemaal, geen enkele, altijd tenzij het echt absoluut zo is (er zijn bijna altijd uitzonderingen te bedenken op problemen, oplossingen of concepten). |
| Geen vage aanduidingen gebruiken |
Gebruik geen vage aanduidingen zoals misschien, kan, soms, in het algemeen, een paar, enkele. Deze worden niet door iedereen hetzelfde geïnterpreteerd. |
| Geen dubbele stellingvragen gebruiken |
Stellingvragen (ook wel complexe multiple-choice vragen genoemd): zijn de twee stellingen terecht tot één vraag gecombineerd? Bij voorkeur dergelijke vragen splitsen in aparte vragen. [voorbeeld ] |