De bijschaafregels voor multiple-choice vragen zijn vooral gemaakt om de vragen zo eenduidig mogelijk te laten zijn zodat alleen de bedoelde kennis wordt gemeten en geen niet ter zake doende effecten zoals leesvaardigheid, zelfverzekerheid, raadgedrag, berekenend kiezen e.d.. Dit gaat ten koste van de betrouwbaarheid en de validiteit van de toets.
Do’s and Dont’s voor toetsvragen
- Is het de student duidelijk wat gevraagd wordt?
- Houd het taalgebruik eenvoudig.
- Richt de vraag op de student.
- Bevat de vraag een duidelijk probleem?
- Staan alle gegevens vermeld die nodig zijn om de vraag te kunnen beantwoorden?
- Is de vraag kort en zakelijk geformuleerd?
- Vraag niet naar een mening of vermeld in ieder geval wiens mening weergegeven wordt.
- Leer de student niet iets nieuws in de vraag. Het gaat om het testen van reeds verworven kennis.
- Wees u constant bewust van het niveau waarop u de studenten wilt bevragen (feitenkennis, toepassen van kennis, kritisch denken, probleem oplossen).
- Wees nauwkeurig in grammatica, spelling en interpunctie.
- Voorkom het weggegeven van het antwoord door grammaticale fouten of aanduidingen (zoals bijv. het weggeven van het type lidwoord voor een gevraagd begrip: schrijf de/het ..)
- Stel geen strikvragen (maar neem wel misconcepties op in de alternatieven).