Om Juist/Onjuistvragen beter onderscheid te laten maken tussen de studenten die de stof wel en niet beheersen geeft Ebel (1972) een aantal praktische aanwijzingen:
- Gebruik meer onjuiste dan juiste stellingen in een toets.
- Formuleer een stelling zodanig dat oppervlakkige logica een onjuiste stelling suggereert.
- Zorg dat een onjuiste stelling een populaire misconceptie bevat of een overtuiging weergeeft die echter niet-relevant is voor de vraag.
- Gebruik absolute bijwoorden (altijd, nooit) of vage bijwoorden (soms, vaak, sommmige, bepaalde) omgekeerd om de ’test-wise’ student de wind uit de zeilen te nemen.
- Gebruik bewoordingen in een onjuiste stelling die ze ‘een zweem van waarheid’ geven.
Kijk ook bij het verhaal van Russel A. Dewey die hierover tips geeft.